MUD palen

KOUDE OORLOG IN OOST-ZEEUWS-VLAANDEREN600_mudpaal_1_aan_de_zeedijk.jpg

door Hans Sakkers (tekst) en Edwin Hamelink (foto's en bijschriften)

Geschiedenis
De Koude Oorlog sluimerde al in de Tweede Wereldoorlog. Eind jaren veertig van de vorige eeuw nam de spanning toe en escaleerde plaatselijk in de Korea Oorlog. Tot 1990 was er een voortdurende spanning tussen het kapitalistische West-Europa, Amerika en het communistische Oostblok, onder leiding van de Sovjet-Unie. Tussen beide machtsblokken ontstond snel een bewapeningswedloop. West-Europa was alleen niet opgewassen tegen de communistische oorlogsmachine. Zij waren afhankelijk van de steun vanuit de Verenigde Staten. De luchttransportvloot was onvoldoende om de noodzakelijke massa gevechtskracht binnen een verantwoordelijk tijdsbestek in Europa te krijgen, hiervoor moest men geheel terug vallen op scheepsruimten. Dit maakte de havens van West-Europa tot sleutelposities om de trans-Atlantische bevoorrading aan land te krijgen. Door de Tweede Wereldoorlog waren alle grote havensteden door het oorlogsgeweld vernield en zodoende nog in opbouw. Door de bliksemsnelle Britse opmars kon op 4 september 1944 Antwerpen met zijn omvangrijke havens onbeschadigd veroverd worden. Antwerpen was van essentieel belang om Nazi-Duitsland tot overgave te dwingen. Eind jaren veertig zou deze haven opnieuw van groot belang zijn voor de Amerikaanse trans-Atlantische bevoorrading tegen het Rode Leger. Het bevaarbaar houden van de Westerschelde was hierdoor een top prioriteit. Gelijk als de Duitsers in mei 1940, bij de inval van West-Europa, in deze vaarweg mijnen heeft geworpen om de aanvoer van versterkingen te verhinderen verwachtte men dit ook van de Russen.

MUD
In 1949 ontstond de Mijnenuitkijkdienst (MUD). De opbouw van deze organisatie aan de Westerschelde had de hoogste urgentie. In een later stadium zouden deze ook aan de Nieuwe Waterweg, Noordzee Kanaal en de toegang van Den Helder worden opgezet. Een ontworpen betonnen paal werd in productie genomen waarvan er een kleine honderd op dijken en duinen langs de Westerschelde werden geplaatst. In de volksmond MUD palen genoemd maar officieel droegen ze de benaming Pelorusstand. Een pelorus is een eenvoudig nautisch richtmiddel. Door kruispeilingen kon men de afstand bepalen. De gewapend betonnen vierkanten palen hebben een betonvoet die ter stabilisatie ingegraven diende te worden. De bovenste dertig centimeter van de paal is rond en hier is ook een stalen ring aangebracht. Met klemschroeven kon hier de pelorus op geplaatst worden. Deze posten langs de wal werden waluitkijkposten genoemd afgekort als WUP. Tussen Terneuzen en de Belgische grens waren 15 uitkijkposten op schepen voorgenomen om de bewaking te optimaliseren. Deze kregen de naam scheepsuitkijkposten, afgekort tot SUP. Mocht worden waargenomen dat Russische bommenwerpers zeemijnen in de Westerschelde wierpen werden posities van de inslagen op het water oppervlak vastgesteld door de mijnenuitkijkposten en doorgegeven aan het hoofdkwartier. Deze alarmeerde de marine waarop vanuit Vlissingen mijnenvegers uitvoeren om deze gevaarlijke obstakels te elimineren. Langs de Belgische oevers van de Schelde en in het havengebied van Antwerpen en ook rond Oostende was een gelijksoortige dienst actief.

Korps Luchwachtdienst
In 1950 richtte de luchtmacht het Korps Luchtwachtdienst op. De reden hiertoe was dat de radar tot op een hoogte van 1.500 meter onvoldoende betrouwbare informatie verstrekt, en moeste deze blindhoek van het luchtruim met oog en oor worden bewaakt. Hiervoor werden 276 luchtwachtposten ingericht. Als uitgangspunt voor de onderling afstand van deze luchtwachtposten was de acht kilometer afstand waarop een straaljager met het gehoor kon worden opgemerkt. Dit betekende dat de posten op een onderlinge afstand van maximaal zestien kilometer gepositioneerd werden. Nederland werd door het Korps Luchtwachtdienst in acht sectoren verdeeld. Sector 3 besloeg o.a. Zeeland en had zijn hoofdkwartier in Breda. De sector was verdeeld in elf kringen, die ieder bestonden uit drie luchtwachtposten. In Zeeuws-Vlaanderen waren drie kringen. In dit artikel worden alleen de volgende twee kringen behandeld:

Kring U

3U1 Biervliet 

3U2 Terneuzen 
3U3 Westdorpe 

Kring T 
3T1 Koewacht 
3T2 Kloosterzande 
3T3 Nieuw Namen

 

In 2011 heeft de S. Blommaart uit Terneuzen 600_mudpaal-pelorus.png
een pelorus aan de Heemkundige Vereniging 
Terneuzen geschonken. De geschonken pelorus, 
die is opgeborgen in een daartoe bestemde 
houten kistje, is afkomstig van mijnenuitkijkpost 
nummer 35, post Bakendorp bij Hansweert. 
Het instrument is in 1950 vervaardigd door 
Nedinsco te Venlo. Op de pelorus staat het 
unieke Nr. 49035 en CI.Nr. 575.02.16.08.
 

 

Alleen in Terneuzen kon gebruik gemaakt worden van een bestaand gebouw, in de vorm van een molen, om de luchtwachtpost op in te richten. Op alle andere plaatsen was men genoodzaakt een toren te bouwen. Bij het ontwerpen van deze torens koos men voor de zogenaamde gewapend betonnen raatbouwelementen. Met deze onderdelen kon men iedere toren op de gewenste hoogte bouwen. Deze kon variëren van 2,5 meter tot 31 meter. De hoogte werd bepaald door het vereiste zichtveld wat noodzakelijk was. Zo werd in Biervliet een toren van 15,06 meter, Westdorpe een toren van 23,04 meter, Koewacht 19,62 meter, Kloosterzande 27,60 meter en Nieuw Namen 15,06 meter gebouwd. Die in Kloosterzande is de op twee na hoogst gebouwde raatbouwtoren in Nederland en is jaren lang doorgegaan als de hoogste in Nederland. In 1990 is de toren tegen de vlakte gegaan waarna de luchtwachttoren die in Koewacht staat koploper is geworden.

Bemanning
Het bemannen van de mijnenuitkijk- en de luchtwachtposten moest gaan plaats vinden door burgervrijwilligers die een cursus kregen om deze taak naar behoren uit te voeren. Niet iedere burger tussen de 18 en 50 jaar was hiervoor welkom. Mensen die in de Tweede Oorlog het stempel hadden gekregen fout te zijn vielen uit evenals communisten. Bij het Korps Luchtwacht was een extra vereiste en wel dat men fysiek in staat moest zijn een toren te beklimmen. Tevens was het probleem dat er meer vrijwilliger organisaties waren zoals de Nationale Reserve van de landmacht (1948), Korps Luchtwachtdienst (KLD) (1950) vanuit de luchtmacht en civiel de Bescherming Bevolking (BB) (1952). Al deze diensten visten met overeenkomstige selectiecriteria in  dezelfde vijver. Hoewel de MUD als eerste ontstond waren de resultaten van de wervingscampagnes bedroevend. Men had berekend dat er meer dan duizend vrijwilligers nodig waren aan de Westerschelde. Men rekende op 110 man uit Terneuzen en Philippine. Op 27 augustus 1952 was de opbrengst van de wervingscampagne bekend; in het totaal waren er 46 aanmeldingen waarvan maar drie uit Terneuzen. Van het totaal aantal vielen er nog vier af omdat enkele een crimineel verleden hadden en een derde in de oorlog bij de Duitse Waffen SS had gediend. Na deze mislukkjng zetten men tijdens oefeningen zeemiliciens in aan de mijnenuitkijkposten. Het KLD had meer succes omdat zij in 1955 kon melden dat 80% van het noodzakelijke personeel was aangetrokken.

Oefeningen
Vanaf 1952 vonden MUD oefeningen plaats aan de Westerschelde. Deze waren in de regel internationaal omdat ook de Belgische mijnenuitkijkdienst mee deed. Een schip sleepte blikjes met springstof mee die op onregelmatige momenten en plaatsen individueel tot ontploffing werden gebracht. De explosie veroorzaakte een waterzuil die overeenkomstig was met een vanuit een vliegtuig geworpen zeemijn die het wateroppervlak raakt. Vanuit de uitkijkposten moesten de richting van de waterzuilen worden vastgesteld. Ook Mitchel-bommenwerpers wierpen dummy mijnen af. De confrontatie van een zo’n “projectiel” met het wateroppervlak werd exact gemeten. Het kwam voor dat duikers na afl oop dit oefenmateriaal tevergeefs zochten. Het bleek dat het water en de stromingen in de Westerschelde een mijn op een geheel andere plaats konden neerleggen als waar deze het wateroppervlak trof. De resultaten van de eerste oefening waren dan ook niet bevredigend. Er gold tijdens oefeningen wel een rookverbod in het hoofdkwartier, iets wat als overbodig werd ervaren. Het Korps Luchtwachtdienst deed eveneens oefeningen. Met een verrekijker werd een toestel gevolgd. De tweede man gaf via een koptelefoon met mondmicrofoon de vluchtgegevens door. Deze kwamen te samen in het districtshoofdkwartier waar de actuele gegevens op een plottafel werden bijgehouden.

Nut
Een kenmerk van de Koude Oorlog is dat men in een moderne alles vernietigende oorlog met bijna naïeve en goedkope middelen oplossingen wilden vinden. Methoden die stamden uit het begin van de Tweede Wereldoorlog. De technologie was dermate veranderd waardoor de vraag was of deze succesvolle systemen in de Koude Oorlog nog afdoende waren. Met name de snelheid van de vliegtuigen was door straalmotoren fabelachtig hoog gestegen. Bij de KLD was de tijd die men nodig had om de vliegbewegingen door te geven groter dan de tijd die een straaljager nodig had om de afstand af te leggen naar het doel. De Duitsers waren in de Tweede Wereldoorlog al in staat om de kustwateren en het luchtruim met een keten van radarposten te bewaken. De Engelsen waren in 1944 superieur op het gebied van radar. Zij bewaakten de monding van de Schelde met accurate radarapparaten. Opvallend dat Nederland en België in de periode van 1949-1974 met zulke beperkte middelen de zeearmen moesten beschermen. In 1964 werd de KLD opgeheven en de MUD tien jaar later. Dit omdat moderne middelen beschikbaar kwamen die deze taak konden overnemen.

Erfgoed
Met het opheffen van de MUD verdween ook de onderhoudsplicht van de MUD-posten. Dijkverhogingen maakte dat van 93 MUD palen er een klein aantal overbleven. Van de 24 palen op Walcheren resteren er nog zes. Op Zuid-Beveland is van de 27 palen nog een exemplaar over en wel in Hansweert. Ook in West-Zeeuws-Vlaanderen resteert alleen nog op de veerhaven van Breskens één paal van de zeventien die er zijn geweest. Van de 22 palen in Oost-Zeeuws-Vlaanderen zijn er zover bekend nog en wel in de omgeving van Terneuzen. Wal Mijnenuitkijkpost (WUP) 74 in de Nieuwe Neuzenpolder. WUP 75 staat op de westelijke dam van de Oude Veerhaven. WUP 76 op de zeedijk nabij Waterfront is enige tijd weggeweest, maar staat nu weer terug op haar oorspronkelijke plaats. Op de nol van Griete staat nog altijd de paal van WUP 80. Een bestuurslid van de Heemkundige Vereniging Terneuzen trof bij toeval een MUDpaal verwerkt in een afrastering van een tuin in Griete. Deze is bij dijkwerkzaamheden meegenomen. Het gaat waarschijnlijk om de paal van WUP 79 of 81.

Met het opheffen van de KLD kwam ook het nut van de luchtwachttorens te vervallen. Ongeveer tien torens gingen over naar de Burger Bescherming (BB). Zij gebruikte de torens om de exacte locatie van een kernexplosie te kunnen vast te kunnen stellen. Wanneer dit was gebeurd moest de bezetting snel de toren verlaten en konden in een atoombunkertje schuilen. Deze werden toen bij de aangewezen torens gebouwd. In Nieuw Namen werd een dergelijk bunkertje gebouwd. Dit was ook in Kloosterzande het geval, waar zoals vermeld de toren is afgebroken maar het bunkertje is altijd nog in de berm van de weg terug te vinden.

Over het algemeen is de huidige conditie van de overgebleven MUD palen niet optimaal. Mogelijk door een niet te beste storttechniek en de combinatie met de zoute zeelucht is bij velen een meer of minder ernstige mate van betonrot vast te stellen. Het komt nog al eens voor dat op de hoeken de bovenlaag van het beton is verdwenen en het geroeste wapeningsijzer is te zien. De kwaliteit van de luchtwachttorens is niet beter. Door een constructiefout blijft er in randjes water achter dat doordringt tot het betonijzer met alle ellende van dien. In ieder geval is in Zeeuws-Vlaanderen nog een illustratief beeld te krijgen van zowel de KLD als de MUD. Iets wat elders niet meer mogelijk is.

In 2014 is bij MUD paal 76 op de zeedijk nabij Waterfront op initiatief van de Heemkundige Vereniging Terneuzen, met medewerking van de gemeente Terneuzen een paneel geplaatst met informatie over dit bijzondere restant uit de Koude Oorlog.

Bron:
De tekst is overgenomen uit Nieuwsbrief 76 van 2010 van de Heemkundige Vereniging Terneuzen.

600_mudpaal_3_westkant_veerhaven_breskens_2.jpg
600_mudpaal_4_oude_veerhaven_nummer_75_5.jpg

WUP 57 net ten westen van de voormalige veerhaven in Breskens.

WUP 75 op de westelijke havendam van de Oude Veerhaven in Terneuzen.



 

 

 

 

600_mudpaal_6_nieuw_neuzenpolder.jpg

600_mudpaal_5_de_griete_in_de_tuin_2.jpg

 

WUP 79 of 81 als deel van een afrastering in een tuin in De Griete.

WUP 74 in de Nieuw-Neuzenpolder is als het gras hoog staat wat lastig te vinden. Het waterschap heeft de paal dan ook met tape gemarkeerd. Een paar jaar geleden is het terrein waar de paal staat opgehoogd, maar de paal is op haar originele plaatsblijven staan.
600_mudpaal_7_waterfront_nummer_76.jpg

WUP 76 op de zeedijk nabij Waterfront. Op de Terneuzense zeedijk is elk jaar de “beeldenroute”, een expositie van beeldende kunst. De Terneuzense kunstenaar Toon Bevers heeft een paar jaar geleden, zonder toestemming, een beeltenis van een vrouwenhoofd op de paal gemonteerd. Bij de inrichting van de beeldenroute in juni 2010 is het kunstwerkje, inclusief MUD paal door de gemeente verwijderd en afgeleverd bij de kunstenaar. De Heemkundige Vereniging werd hier op geattendeerd en heeft de gemeente gewezen op het historische belang van deze ogenschijnlijk onbelangrijke betonnen paal. Enkele weken later werd de paal teruggeplaatst.

 600_mudpaal_8_de_griete_havendam.jpg

WUP 80 bij het jachthaventje van De Griete

 

 

600_ik-wil-lid-worden.jpg

Heeft u na het lezen van dit artikel interesse gekregen in andere verhalen die we publiceren?   De Nieuwsbrief verschijnt vier maal per jaar en wordt verspreid onder de leden van de vereniging. In het tijdschrift worden verschillende verhalen gepubliceerd met wetenswaardigheden over Terneuzen en directe omgeving. Een jaarlidmaatschap kost slechts Eur. 18,50. Hiervoor ontvangt u de vier Nieuwsbrieven en uitnodigingen voor verschillende lezingen en activiteiten van de vereniging.